2 assige bagagewagen
De Staatsspoorwegen bouwde deze wagens tussen 1877 en 1881 op onderstellen van buiten dienst gestelde rijtuigen. Ook de NBDS had een gelijke wagen laten bouwen in 1905 op het onderstel van het voormalig koninklijk rijtuig nr 43 uit 1895.
Bij NS mochten ze ook gebruikt worden voor vervoer in goederentreinen en kregen ze daarom de benaming Dg (g voor "goederen"). Ze kregen de nummers Dg 2030-2105. De laatste wagen uit deze serie werd in 1938 afgevoerd.
Deze bagagewagens waren gebouwd voor de personentreindienst. Vanaf het begin van de eeuw werden ze echter ook regelmatig in goederentreinen gebruikt. Na de fusie tot NS in 1921 deden deze wagens nog maar zelden in personentreinen dienst, en dan voornamelijk op secundaire lijnen en korte stoptreinen.
De constructie van deze wagens was eenvoudig, een tweetal ijzeren stelbalken en bufferbalken, houten dwarsbalken in het onderstel en een houten bak met plaatijzeren bekleding.
De uitkijken aan de zijkant waren aan één zijde dicht, hierin was een spiegel geplaatst. Ook de dichte wand van de uitkijk op het dak was van spiegels voorzien. Hierdoor kon de conducteur vanaf zijn zitplaats beide zijdes bewaken (de kopwand was van ramen voorzien).
Bij de fusie tot NS waren nog 112 wagens in dienst. In 1927 werden de eerste wagens afgevoerd, in de jaren daarna telkens een tiental per jaar tot in 1937 de laatste vier (2038, 2044, 2096, 2100) buiten dienst gingen.
Van enkele van de al eerder gesloopte wagens werd het onderstel opnieuw gebruikt om (weer) een bagagewagen van te bouwen echter van een ander type.
Helaas is van dit type bagagewagen geen enkel exemplaar behouden gebleven zodat slechts tekeningen en enkele foto’s nog te zien zijn.
Wijzigingen:
Deze wagens zijn in de loop der tijd slechts weinig gewijzigd. Belangrijkste wijziging was het aanbrengen van gasverlichting rond de eeuwwisseling Daarbij werden de oude olielampen vervangen door nieuwe gaslampen. Op het dak verscheen daartoe een gasleiding en onder het rijtuig werd een gascilinder geplaatst.
Al het materieel was oorspronkelijk voorzien van “varkensoortjes” op het dak. Deze ogen diende ertoe om een koord te geleiden dat vanaf de tenderbel van de locomotief naar deze bagagewagen liep. Vanaf 1934 vervielen deze oortjes omdat de bagagewagen werd verplaatst naar de voorzijde van de trein. In de jaren daarna werden bij grote revisies de ogen bij al het materieel afgenomen.
Doordat de wagens steeds meer in goederentreinen liepen die nog niet over de gehele lengte van stoomleiding waren voorzien werd er een kachel geplaatst rond 1920. Hiervoor werd op het dak op de hoge uitkijk een T schoorsteen geplaatst.
Bij de NS werden begin jaren dertig de sluitseinen verplaatst tot halverwege de bakhoogte. Ook werden daarbij de trappen op de kopwand weggenomen.