Open wagens type GTG
Dit type open wagen werd gebouwd tussen 1864 en
1875 voor de staatsspoorwegen. Ze waren in eerste instantie bedoel voor
zandvervoer voor de aanleg van nieuwe spoorlijnen. Wel was er al rekening
gehouden met het later inzetten als gewone open wagen of voor kolenvervoer. Bij
de staatsspoorwegen waren de kolenwagens herkenbaar aan hun witte streep aan de
rechterzijde op de zijwand. Dit waren voornamelijk wagens met zijdeuren.
Van alle wagens waren oorspronkelijk de zij en
kopwanden geheel afneembaar. Vanaf 1890 begon men met het vastzetten van de
zijwanden Daarbij werden bij de meeste wagens de kopwanden opklapbaar gemaakt.
Bij de beremde wagens bleef de zijde waar de remstoel zat afneembaar maar niet
klapbaar.
Door het afneembaar houden van de kopwanden
konden in de oorlogstijd de wagens met kanonnen en karren beladen worden. Er
werd namelijk per maatschappij een minimum aantal platte wagens geëist door het
leger.
Er kwamen diverse varianten van dit type voor.
Sommige series hadden o.a. vlakke of bolle kopschotten, remwerk of zijdeuren.
Vanaf 1912 werden alle wagens verbouwd. Series die m.b.t. hoofdafmetingen
overeen kwamen werden aan elkaar gelijk gemaakt. Hierbij kregen ze een nieuwe
bak waarbij wel het ijzerwerk werd overgezet. Alle wagens kregen vanaf dat
moment ook plaatijzeren zijdeuren. ook wagens met bestaande houten deuren. Het
remwerk werd tevens afgenomen van alle wagens. De open remstoelen waren al jaren
in onbruik geraakt en voldeden niet meer aan de eisen van de raad van toezicht.
Wagens welke oorspronkelijk beremd waren bleven als zodanig herkenbaar doordat
ze nog steeds slechts een opklapbaar kopschot behielden. De andere kopwand bleef
afneembaar doordat ze uit hun scharnieren te lichten waren.
Veel wagens verkeerden in 1912 al in een vrij
slechte staat waardoor eht vaak niet loonde om de wagens nog om te bouwen en ze
dus werden afgevoerd. Net voor de fusie tot NS waren al deze wagens omgebouwd of
gesloopt zodat ze bijde NS in doorlopende series konden worden opgenomen. De
enige wagens welke niet gewijzigd werden waren de waterwagens. Deze bleven hun
geheel houten opbouw behouden, ook bij de NS.
Vanaf 1935 zouden alle wagens gestandaardiseerd
worden. Dit hield in dat ze nieuwe geperste schenenplaten (asbalansen) zouden
krijgen met W1 aspotten. Dit is echter slechts bij een zeer beperkt deel van de
wagens uitgevoerd De meeste werden tussen 1940 en 1950 afgevoerd. Een paar
wagens hielden het een tiental jaren langer uit als dienstwagen voor Weg en
Werken.
Een afgebouwde GTG
dit model bestaat uit een in een stuk gegoten
bak, wat het bouwen van dit model wel tot een heel makkelijke zaak maakt. Het
enige werk wat aan de bak moet gebeuren is het verwijderen van het gietkanaal,
welke aan een kant van de wagenbak zit. Daarna kunnen de gaatjes geboord worden
voor de diverse handgrepen. De handgrepen worden gevouwen uit 0,4 mm
messingdraad. Voor de opklapbare kopwand moet nog een grendel gevouwen worden.
Al met al is de bak in na een kwartier werken af. Het onderstel van de wagen is
gecompenseerd uitgevoerd. Door de lengte van de wagen zitten de asbalansen op de
uiterste posities onder de wagenbak gemonteerd. Volgens Len de Vries is het een
ramp de veerpaketten van het gietkanaal los te maken. De methode die ik gebruik
levert echter bijna geen breuk op, al moet er wel op gelet worden dat de gegoten
onderdelen niet te oud zijn, het materiaal lijkt na een tijdje brosser te
worden. Als eerste breek ik met een punttangetje het middelste gietkanaal van de
veerpakket af. Hierna leg ik het veerpakket op een vlakke ondergrond en zaag de
overige gietkanalen van het veerpakket af. De vlies die zich wel eens tussen de
veerbladen en aspot wil vormen kan het beste verwijderd worden door het geheel
voorzichtig vlak te schuren op een velletje waterproof schuurpapier. Pas wel op
voor het vrijgekomen stof. Alle losse onderdelen van het onderstel worden met
secondenlijm vastgezet. De NEM koppelingshouder kan ook met een
kortkoppelmechanisme uitgevoerd worden, alleen zit dan de gegompenseerde
asbalans in de weg. Om deze reden laat ik het mechanisme meestal achterwege.
Door de keuze voor Kadee koppelingen is het hebben van een kortkoppelmechanisme
door de zijdelingse speling van de koppelingen ook niet echt noodzakelijk.
Hierna kan de wagenbak geverfd worden. Door de
kleine oppervlaktes van op de bak heb ik er voor gekozen het geheel met de hand
te verven. Het grijs van de wagenbak is kleur 67 van Humbroll en het onderstel
is antracietgrijs, omdat zwart teveel licht absorbeert en de details van het
onderstel wegvallen
De transfers zijn uitgevoerd als waterslide
transfers die erg goed op micro-sol en set reageren. Als laatste is het model
nog een keer overgespoten met matte lak om de transfers te beschermen.
MKmodelbouwstudio's heeft dit model inmiddels
weer in hun collectie opgenomen waardoor er binnen het collectief nu een 40 tal
van deze wagens aanwezig zijn.
EW