Ommelander Maquette Bouw Collectief

Omhoog

 

Station Delfzijl - Het tractiedepot

Doordat de Modelspoorvereniging Oostelijk groningen een aantal jaren geleden al met het nabouwen van Delfzijl in een sterk gecomprimeerde schaal was gestart, waren door al eerder verricht archief- en onderzoekswerk een groot aantal gegevens over het emplacement en haar bebouwing aanwezig. Omdat het station van Delfzijl mij wel aansprak, en aansloot bij deel-projecten van de andere leden, besloot ik het exact op schaal (=dus zonder geweld te doen aan de werkelijkheid) na te bouwen. Omdat het sporenplan sinds de aanleg van het emplacement vanaf 1884 een groot aantal wijzigingen heeft ondergaan, moest mede op basis van de plannen met het station en het kunnen aansluiten op andere stations een keus gemaakt worden. Besloten werd om in grote lijnen het sporenplan van omstreeks 1955 aan te houden, maar wel alle gebouwen uit de periode tussen beide wereldoorlogen te plaatsen. Ook werden de sporen voor het “Woldjerspoor”, de spoorverbinding met Groningen via Slochteren, en de tramverbinding “OG” met Winschoten niet vergeten. Zo ontstond een goed bruikbaar sporenplan met voldoende aankleding door gebouwen. Het depot is namelijk in 1935 opgeheven, terwijl een groot aantal gebouwen in of kort na de tweede wereldoorlog zijn verwoest of afgebroken.

In verband met de afmetingen van het emplacement en de voorwaarde dat het geheel transportabel moet zijn, is gekozen voor een modulaire bouwwijze met moduleafmetingen van 80 bij 120 centimeter. Op het sporenplan schaal 1:1000 werden vervolgens de modules ingetekend. Ook werden met uitgeknipte wissels (Peco code 75) de wisselstraten uitgelegd. Doordat de wisselhoeken groter zijn dan in werkelijkheid “krimpt” het emplacement in model, maar door rijlengte tussen de wissels iets te vergroten kon het geheel op schaal worden gehouden. Dit is voornamelijk van belang in verband met de vele loodsen die op het emplacement stonden die ook op schaal worden nagebouwd.
Het tractiedepot zelf bestaat uit drie modules, twee naast elkaar en één er dwars voor. Op deze drie modules vinden de volgende bouwwerken een plaats:

de polygonale locloods met 7 standen

de motorwagenloods van het Woldjerspoor

de watertoren

het retiradegebouw

het nevengebouw met dienstlokalen en een smederij

twee kolenparken

een overdekte kolenbergplaats annex takkenloods

wachterswoning 38

een gedeelte van de zogenaamde “Grote Kazerne” een overblijfsel uit de Franse tijd

Om niet te snel verleid te raken tot het “treintje rijden” werd besloten eerst alle op het depot aanwezige bouwwerken na te bouwen. Omdat de locloods een nogal imposant (lees onhandelbaar) bouwwerk is, is deze op z’n plek op de module opgebouwd. De andere gebouwen zijn eerst in elkaar gezet en geweatherd voordat deze op hun plaats zijn gelijmd.
Modules

De modules werden gebouwd uit 15mm watervast verlijmd multiplex met randen van 100 mm, waarin rondom een sponning van 20 mm hoog en 10 mm diep werd gefreesd. In de sponning kon toen een plaat “Floormate” (een merknaam voor hoge dichtheid polystyreenschuim) van 20 mm dik gelijmd worden. Het gebruik van sponningen maakt een constructie met draaglatten overbodig waardoor het gewicht beperkt blijft en vereenvoudigt de afwerking van de randen van de modules.

Doordat er geen concessies voor wat betreft aantal en plaats van de sporen werd gedaan, kon de plaats van de verschillende sporen worden overgenomen van het sporenplan in 1:1000. Omdat Delfzijl het eindpunt is van lokaalspoorwegen en de gebruikte rails op schaal een te kleine afstand tussen de bielzen hebben, moesten deze eerst aangepast worden door de verbindingen door te snijden en het teveel aan bielzen te verwijderen (ca. 40 stuks per lengte gebruikte flexrails) wat een afstand tussen de bielzen van 10 mm hart op hart oplevert (= 1150 bielzen per km in werkelijkheid).
Omdat het depot een polygonale loods heeft moest er voordat er met het leggen van sporen kon worden begonnen een draaischijf worden gebouwd. Deze werd gemaakt van polystyreen en om speling zoveel mogelijk te voorkomen aangedreven met een tandwiel en worm. Nadat de draaischijf zijn plek had gevonden kon de locloods worden geplaatst. Vervolgens werden de wissels gelegd en de benodigde lengtes spoor op maat gemaakt. Omdat het de bedoeling is in de toekomst digitaal te gaan rijden kon de bedrading simpel worden gehouden. Er is in eerste instantie afgezien van het onderverdelen van het depot in blokken. 
De dwarsliggers werden met watervaste houtlijm op de ondergrond van “Floormate” gelijmd om er voor te zorgen dat ze bij verdere landschapsaankleding, waarbij veel met water gewerkt wordt, niet meer losgaan. Na het leggen van de rails werden deze in kleur gespoten waarna er eerst proefgereden werd alvorens de potten ballast open gingen. Doordat er een zeer realistisch strooimateriaal gebruikt wordt is het niet nodig de ballast naderhand nog te kleuren, er werd alleen nog geweatherd en gebruikssporen aangebracht.

Na het ballasten en het plaatsen van de resterende gebouwen konden de modules aangekleed worden. Eerst werden de platen “Floormate” met een laag beige latexverf (de platen zijn van origine helder blauw) in gesmeerd als basis voor de landschapstoffering en om de hechting te verbeteren. Vervolgens werd een laag fijne gedroogde en gezeefde klei, gewoon uit de tuin, aangebracht. De weg werd gemaakt met een laag muurvuller afgewerkt met lakplamuur en plakkaatverf. Voor de verdere aankleding van het landschap zijn verschillende in de vakhandel verkrijgbare materialen gebruikt. 


HB